Philip Bakker
In februari 2024 is de documentaire ‘Het kind en het badwater‘ van Johannes Kooreman verschenen, in samenwerking met onder andere vertegenwoordigers van de WSK (Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs) en meerdere ervaringsdeskundigen.
Achtergrond van de documentaire
Het is een mooie en vooral warme documentaire geworden van ‘een grootvader met een kleindochter van bijna vier, die zich afvraagt in wat voor onderwijsveld zij terecht zal gaan komen’.
Johannes Kooreman laat zien hoe hij in gesprek gaat met (ex-)leerkrachten, pedagogen, psychologen en (ex-)lerarenopleiders. En velen blijken zijn zorgen te delen. De vraag van de filmmaker komt echt bij mij binnen: “Hoe kan er recht gedaan worden aan het unieke van de kleuterperiode nu het schoolse leren ook voor zulke jonge kinderen de norm is geworden?“
De film illustreert dat de levensfase van een jong kind een heel bijzondere periode is. Een fase waarin het kind leert te leven door te leren. En het spel van een kind blijkt daarin een essentiële rol te spelen.
De documentaire gaat onder andere in op de vraag waarom wij in ons Nederlandse onderwijsstelsel eigenlijk een ‘knip’ hebben gemaakt bij de leeftijd van 4 jaar, terwijl dat elders in Europa pas bij 6 of 7 jaar gebeurt. Internationaal is men van mening dat rond 8 jaar, gemiddeld genomen, de fase van de ‘early childhood’ overgaat in die van het jonge schoolkind.
Laten we stilstaan bij het vroege starten!
De geïnterviewden in de film zijn het roerend over één ding eens, namelijk dat de kleuter geen schoolkind is. Toch zitten ze niet in alle opzichten op één lijn. Zo zijn er principiële verschillen in opvatting over ontwikkelingsfasen en didactiek. Verschillen waarvan ik mij nooit zo bewust ben geweest, maar waarvan ik nu snap dat ze heel wezenlijk zijn.
Voor mij gaat de documentaire over het verschil tussen het afgestemd begeleiden van een kind in de wereld, of het risico lopen dat we een kind daadwerkelijk verstoren in een heel kwetsbare fase van de eigen ontwikkeling.
Hoe schools leren ook voor kinderen de norm werd.
En waarom dat misschien wel erger is dan we denken.
In het onderwijs lijken we nu vanuit onze ‘volwassen denkbeelden’ te gaan trekken en duwen aan peuters en kleuters. Hoe goed bedoeld dat ook mag zijn, het kan grote consequenties hebben. Denk bijvoorbeeld aan de steeds verslechterende leesresultaten van Nederlandse jongeren volgens het PISA-onderzoek in 2022. Het steeds vroeger willen starten negeert wie een peuter of kleuter in wezen is. Zo bekeken is het echt geen wonder dat Nederlandse jongeren het minste leesplezier hebben van alle Europese jongeren. Zie ook de PISA-resultaten van 2018 over leesplezier (pp.33-34).
Doel van de documentaire
De film wil pabo-studenten en leerkrachten helpen de ontwikkelings- en leerprocessen van kleuters beter te begrijpen. Het schijnt dat nog te veel afgestudeerden van pabo’s met hun handen in het haar zitten als zij in de kleuterbouw van de basisschool aan de slag gaan.
Ik weet niet zeker of dat zo is. Hoe dan ook, peuters, kleuters en jonge kinderen staan verschillend in het leven, met allemaal nog groeiende hersens en motorische vaardigheden. Als we kinderen echt willen begeleiden vraagt dat voor elke fase om een andere aanpak.
In feite heel bio-logisch, toch?
Impuls voor constructieve gesprekken
De filmmaker wil ook een nieuwe impuls geven aan constructieve gesprekken tussen professionals in het basisonderwijs, schoolbesturen, docenten, wetenschappers en de overheid over het fundament van ons funderend onderwijs. Gezien de grote invloed van beleidsmakers, inspectie, onderwijsministerie lijkt het mij wezenlijk om daarbij stil te staan.
Want welke visies op de ontwikkeling en het leren van jonge kinderen zijn op dit moment leidend in ons onderwijs en wat zijn daarvan de resultaten?